Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen stond Jerubbaal [1](dewelke is Gideon) vroeg op, en al het volk, dat met hem was; en zij legerden zich aan de fontein [2]van Harod; dat hij het heirleger der Midianieten had tegen het noorden, achter den heuvel [3]More, in het [4]dal. 1. Zie boven, hfdst.6 vs.32. 2. Hebreeuws, Charod; gelegen aan de grenzen van Manasse, aan deze zijde van het gebergte, achter hetwelk de Midianieten gelegerd waren aan de andere zijde. Zie hfdst.6 vs.33. Dezen naam mag de fontein gekregen hebben van het vrezen en sidderen der 22.000 Israelieten, onder, vs.3. Een andere fontein was er bij Jizreel, aan het einde van dit gebergte, westwaarts. Zie 1 Sam.29:1. 3. Dit schijnt geweest te zijn een van de bergen Gilboa; alzo genoemd van den tijdigen regen; vallende zeer mildelijk op de velden, die op de hoogte van dien gelegen waren, gelijk sommigen afnemen uit vergelijking van 2 Sam.1:21. Op dit gebergte Gilboa werd ook Saul van de Filistijnen verslagen, 1 Sam.31:1. 4. Jizreel, gelijk boven, hfdst.6 vs.33.